Vragen
Ik kan geen onderwerp bedenken.
Begin met je te oriëteren op mogelijke onderwerpen.
Lees meer...
Hoe stel ik een goede vraag?
Benader het door jou gekozen onderwerp vanuit verschillende invalhoeken. Dit noemen we problem finding.
Lees meer...
Hoe weet ik of mijn onderzoeksvraag goed is?
Je kan je onderzoeksvraag testen, bijvoorbeeld door middel van de 4-W methode.
Lees meer...
Ik heb een vraag. Maar hoe moet ik beginnen met mijn onderzoek?
Je kunt structuur aanbrengen in je onderzoek door je onderzoeksvraag op te delen in deelvragen.
Lees meer...
Hoe / Waar vind ik de literatuur?
Zoek je literatuur door middel van het bibliografisch apparaat. Je maakt hiervoor gebruik van bijvoorbeeld bibliografieën.
Lees meer...
Waarom vind ik te veel / te weinig literatuur?
De zoektermen die je gebruikt zijn wellicht te breed / te smal.
Lees meer...
Ik heb een stapel boeken / tijdschriften. Wat nu?
Je hoeft in deze fase nog niet alle literatuur van A tot Z te lezen. Start met het selecteren van de meest relevante publicaties.
Lees meer...
Mag ik internet bronnen gebruiken?
Ja dat mag. Ter oriëntatie mag je alle internet bronnen. Als je deze bronnen gebruikt in je paper, dan moeten zij voldoen aan dezelfde standaarden als andere wetenschappelijke publicaties.
Lees meer...
Hoe verwerk ik het antwoord op mijn vraag in mijn paper?
Voordat je gaat schrijven begin je met het structureren van je argumentatie. Vergeet niet al je argumenten te onderbouwen met bewijs.
Lees meer...
Wat is annoteren en waarom is het belangrijk?
Jouw argumenten moeten kunnen worden gecontroleerd door je lezer. Het gebruik van voetnoten maakt dit mogelijk.
Lees meer...
Colofon
Content en projectmanagement: Sanne Frequin, Universiteit van Amsterdam
Interactie design en vormgeving: Margo Westgeest, margowestgeest.nl
Webdevelopment: Bas Frequin, BB Webfactory
Tekst redactie: Martijn Steendijk
Video project management en project ondersteuning: Marte Rijsdijk, Universiteit van Amsterdam
Camera: Iris Beerepoot, ICTO
Audio filmpjes Videoscribe: Erwin Dorleijn

Ondersteuning ICT: Nynke Bos, ICTO FGW
Deze website is mogelijk gemaakt door:
•  Docenten kunstgeschiedenis, Universiteit van Amsterdam
•  Universiteit van Amsterdam, afdeling Kunst- en cultuurwetenschappen
•  Universiteit van Amsterdam, team ICT en Onderwijs
•  Universiteit van Amsterdam, Audiovisueel Centrum

Publicatiedatum: 1 november 2015

Copyright
Creative 

	Commons-Licentie

Commons-Licentie Dit werk valt onder een Creative Commons Naamsvermelding- NietCommercieel-GelijkDelen 4.0 Internationaal-licentie.
Sitemap
Kunstgeschiedenis aan de UvA
Kunstgeschiedenis studeren aan de UvA

De docenten die je tegenkomt op de opleiding kunstgeschiedenis van de Universiteit van Amsterdam zijn naast docent ook onderzoeker. Zij presenteren hun onderzoeksresultaten op congressen en publiceren hun onderzoek in wetenschappelijke tijdschriften en boeken. Daarnaast werken ze samen met kunstenaars, musea en erfgoedinstellingen. Het kunsthistorisch onderzoek aan de UvA is opgedeeld in vier leerstoelen: Kunstgeschiedenis van de Middeleeuwen, Kunstgeschiedenis van de Nieuwere Tijd, Kunstgeschiedenis van de Nieuwste Tijd en geschiedenis van de Bouwkunst. Een leerstoel staat onder de leiding van een hoogleraar of professor. In de onderstaande filmpjes geven de professoren kunstgeschiedenis van de UvA uitleg over hun eigen vakgebied en over het kunsthistorisch onderzoek wat aan de UvA wordt verricht. Ook leggen zij uit wat je als student kunt verwachten als je onderzoek wil gaan doen op hun vakgebied.


prof. dr. H.T. (Hugo) van der Velden
Kunstgeschiedenis van de Middeleeuwen
prof. dr. F. (Frans) Grijzenhout
Kunstgeschiedenis van de Nieuwere Tijd
prof. dr. C.M.K.E. (Christa-Maria) Lerm-Hayes
Kunstgeschiedenis van de Nieuwste Tijd
prof. dr. A.F.W. (Lex) Bosman
Geschiedenis van de Bouwkunst
Afbeelding zoeken
Startpunt voor het zoeken naar afbeeldingen vormen de databases van de Universiteitsbibliotheek. Op de pagina 'Webbronnen' kan worden gezocht met de zoekterm beeldbank, of beeldbanken. Iedere beeldbank heeft een beschrijving van circa 50 woorden, wat trefwoorden, een aanduiding van het vakgebied en het land of regio waarop de website c.q. beeldbank betrekking heeft en uiteraard een link naar de website. Onderstaand een greep uit de databases die worden gebruikt door de docenten kunstgeschiedenis van de UvA.
Rijksmuseum
Bijna een half miljoen objecten online beschikbaar. Een groot deel van de afbeeldingen kan gratis in zeer goede kwaliteit rechtenvrij worden gedownload.
Albertina
Die Sammlung von Rita und Herbert Batliner, eine der bedeutendsten Privatsammlungen mit 500 Werken der klassischen Moderne, befindet sich seit Herbst 2007 in der Albertina. Eine Auswahl von rund 300 Gemälden und Skulpturen, bereichert durch Werke aus der Schweizer Sammlung Eva und Matthias Forberg und weiteren wichtigen Leihgaben aus Privatbesitz, veranschaulicht den Weg vom Impressionismus bis zur Moderne.
Arago
Dit Dit is de overkoepelende site van veel Franse fotocollecties. Je kan deze collectie doorzoeken op auteur (let op: voor Fransen hoort 'Le' bij de achternaam (Henri Le Secq staat bij de L), vervolgens zie je waar de foto's zich bevinden.
ArtStor
Image library for arts and sciences
Bibliothèques specialisées
De site van de gespecialiseerde bibliotheken van Parijs, met een inventaris van fotografen en onderwerpen. Goede zoomfunctie, geen download, dus als je de afbeeldingen wil gebruiken moet je werken met screenshots. Werkt slecht op een Chrome-browser, Firefox doet het wel goed.
Bildarchiv foto Marburg
Zeer divers materiaal uit Duitse collecties. Zwart-wit. Goed voor onderzoek.
Census
Database registering antique monuments known in the Renaissance together with the related Renaissance documents in form of texts and images. The collection of data has been extended by the antique monuments known to Johann Joachim Winckelmann and his contemporaries (Corpus Winckelmann) as well as the reception and adaption of antique art of the Middle Ages (Corpus Medii Aevi) in cooperation with research projects dedicated to the 'Nachleben' of Antiquity.
E-museum
Search over 1.7 million objects from 61 institutions.
Fototheek Biblioteca Hertziana, Rome
Veel Italiaanse kunst maar ook andere landen; niet zo'n handige interface, maar hebben wel erg veel; website in Italiaans, Duits en Engels.
Fototheek Federico Zeri
Gericht op middeleeuwse en vroegmoderne Italiaanse kunst, website in het Italiaans
Fototheek NIKI Florence
Veel Italiaanse en Nederlandse kunst, gebaseerd op fototheken van een aantal belangrijke kunsthistorici waaronder Benedict Nicolson; afbeeldingen niet op te slaan; website in Engels en Nederlands.
Gallica
Op Gallica staan de gedigitaliseerde werken van de Bibliothèque Nationale de France - daar horen ook foto's bij
Getty research tools
Getty research tools
Google Art ProjectHet
Google Art Project is een online compilatie van hoge-resolutie afbeeldingen van kunstwerken uit musea over de hele wereld. Tevens zijn er virtuele tours mogelijk, dat op dezelfde manier werkt als Google Street View.
Google images
Google images is een handige zoekmachine, maar is niet volledig. Controleer altijd de website waar de oorspronkelijke afbeelding vandaan komt. Het risico op het gebruik van afbeeldingen van kopieën is bijvoorbeeld groot.
Hadrianus
Afbeeldingen van kunstwerken vervaardigd door Nederlandse kunstenaars die Rome bezochten.
Heidicon
Die von der Universitäsbibliothek bereitgestellte Bild- und Multimediadatenbank HeidICON ist die 'Virtuelle Diathek' der Universität Heidelberg.
Het Geheugen van Nederland
Het Geheugen van Nederland is een beeldbank waar u online de collecties van musea, archieven en bibliotheken kunt bekijken. De beeldbank geeft toegang tot het gedigitaliseerde erfgoed van meer dan honderd instellingen en biedt prachtig beeldmateriaal van onder meer foto’s , sculpturen, schilderijen, bronzen beelden, keramiek, moderne kunst, tekeningen, postzegels, affiches en krantenknipsels. Naast beeldmateriaal is er ook video en geluid te bekijken en te beluisteren. Het Geheugen van Nederland biedt een historisch overzicht van bijzondere collecties, waarin u gericht kunt zoeken naar beeldmateriaal over specifieke onderwerpen.
Histoire Image
Frankrijk 1643-1945
Digital Special Collections
Website van de bijzondere collecties van de universiteitsbibliotheek Leiden, via ‘Digital Special Collections’ kan je onder andere zoeken op foto’s van na 1860.
Early Photography
Een weliswaar iets verouderde site, maar wel met vroege foto’s (tot 1860) uit alle belangrijke Nederlandse collecties samen.
Index of Christian Art
Most important archive of medieval art in existence and the most specialized resource for the iconographer.
INHA
Gedigitaliseerde bibliotheek van het Institut Nationale de l'Histoire de l'Art. Onder 'Documents iconographiques', 'Fonds photographique', een grote collectie stereofoto's, foto's van Eugène Atget en Neurdein Frères.
Joconde
Le catalogue regroupe plus de 500.000 notices d'objets de toute nature (arch&éologie, beaux-arts, ethnologie, histoire, sciences et techniques...) valorisées par des parcours thématiques, des zooms et des expositions virtuelles.
LIMA
Een Nederlands archief voor videokunst, (het vroegere Nederlandse Instituut voor Mediakunst)
Moteur Collections
Plus de 5,6 millions de documents et plus de 4,2 millions d'images donnant un accès direct à 60 bases, 485 expositions virtuelles et 140 sites provenant tant du Ministère que de bases partenaires.
New York Public Library for the Performing Arts
New York Public Library for the Performing Arts, Dorothy and Lewis B. Cullman Center
Olga's Gallery
Olga's gallery, ruim 15000 schilderijen.
Prometheus
Prometheus is a distributed digital image archive that currently connects 82 databases from institutes, research facilities and museums on a common user interface. Situated at the Institute of Art History of the University of Cologne, Prometheus is supported by the non-profit association Prometheus e.V. which promotes the ongoing developments of the digital media for science and research.
RKDexplore
In RKD explore doorzoekt u met één zoekactie de rijke collecties van het RKD. Biografische informatie over kunstenaars, reproducties van kunstwerken, gegevens over portretten en archieven en de bibliotheekcatalogus verschijnen snel en gratis op uw scherm. U navigeert efficiënt binnen de zoekresultaten totdat u de informatie heeft gevonden die u zoekt.
UbuWeb
Rijk en vrij toegankelijk archief met documentatie over internationale avant-gardistische kunst, met name time-based.
Univeristeit Keulen
Overzicht van beeldbanken op de website van de Universiteit Keulen.
VADS
Portfolio of visual art collections comprising over 100,000 images that are freely available and copyright cleared for use in learning, teaching and research in the UK.
Van Gogh Gallery
Reference for information about the life and work of Vincent van Gogh.
Web Gallery of Art,
The Web Gallery of Art is a virtual museum and searchable database of Western (European) fine arts of the Medieval, Renaissance, Baroque, Neoclassicism, Romanticism, Realism, and Impressionism periods (1000-1900), currently containing over 35.100 reproductions. Artist biographies, commentaries, guided tours, period music, catalogue, free postcard and mobile services are provided.
  • INLEIDING
  • ONDERWERP SELECTEREN
  • ONDERZOEKSVRAAG
  • WERKBARE ONDERZOEKSVRAAG
  • INLEIDING
  • WETENSCHAPPELIJKE LITERATUUR
  • LITERATUUR ZOEKEN
  • SELECTEREN EN BEOORDELEN
  • ELEKTRONISCHE INFORMATIE
  • INLEIDING
  • ARGUMENTATIESTRUCTUUR
  • VERANTWOORDEN LITERATUUR
Inleiding
Hoe vind ik een goed onderwerp voor mijn paper? In deze eerste fase bereid je je onderzoek voor. Je bedenkt een onderwerp én je formuleert een onderzoeksvraag. Deze voorbereidende fase kost je ongeveer 30% van de onderzoekstijd. Dit is een belangrijke investering. Een goede onderzoeksvraag vormt de basis van je onderzoek.

Welk onderwerp moet je kiezen voor een paper, scriptie of proefschrift? En, misschien wel een van de moeilijkste aspecten van onderzoek doen, welke vraag stel je dan over dat onderwerp? De eerste stap naar een goede onderzoeksvraag is het oriënteren op je onderwerp. Om een goede vraag te stellen heb je voorkennis nodig. Je moet bijvoorbeeld weten wat er al bekend is over jouw onderwerp en waar nog discussie over wordt gevoerd tussen wetenschappers. Voorkennis kun je overal op doen: in college, op het internet, in musea of in de bibliotheek. De informatie die je nu verzamelt zal je later in je onderzoek toetsen op wetenschappelijkheid.

De volgende stap is de formulering van een probleemstelling of onderzoeksvraag, dit vormt de start van je onderzoek. Belangrijk om hier tijd en energie in te steken, deze vraag helpt je te structureren: een goede vraag kadert je onderzoek af, helpt de juiste zoektermen te definiëren en relevante literatuur te selecteren.

Hoe gerichter je onderzoeksvraag, hoe gerichter je onderzoek. Het is daarom belangrijk je vraag te toetsen op werkbaarheid en zo te kijken of deze vraag leidt tot een haalbaar onderzoek. Controleer of de onderzoeksvraag niet te breed is, het motto is hier 'liever veel gezegd over een klein onderwerp dan weinig over een breed onderwerp'.

Tot slot is er een laatste stap die je moet nemen ter voorbereiding van je onderzoek. Je onderzoeksvraag moet worden opgedeeld in relevante deelvragen. De deelvragen die je formuleert representeren de verschillende stappen in je onderzoek. Gebruik deze ter ondersteuning van je onderzoek. Het is dus niet de bedoeling dat je deelvragen nieuwe onderwerpen aansnijden.

Samengevat: De voorbereidende fase van je onderzoek staat in het teken van het bedenken van een onderwerp en het formuleren van een werkbare onderzoeksvraag en deelvragen. Deze vormen het fundament van je onderzoek. Onderstaand vind je de verschillende stappen die je in deze fase doorloopt om tot een goede onderzoeksvraag met deelvragen te komen.
Het selecteren van en oriënteren op een onderwerp
Voor een wetenschapper begint onderzoek doorgaans met nieuwsgierigheid. Binnen jouw belangstelling (bijvoorbeeld Rembrandt, hedendaagse performancekunst of middeleeuwse manuscripten) is nagenoeg álles interessant. Voor goed onderzoek is het echter belangrijk dat je jezelf beperkt tot de kern: brede wetenschappelijke nieuwsgierigheid kanaliseren tot een onderzoeksvraag.

Oriëntatie op het onderwerp van jouw interesse is belangrijk om een goede onderzoeksvraag te formuleren. Je voorkennis van het onderwerp vormt de aanleiding en de motivatie voor je onderzoek. Voorkennis haal je bijvoorbeeld uit een college, wetenschappelijke publicaties, gesprekken met medestudenten etc. Deze informatie vormt de aanleiding van je onderzoek. De informatie opgedaan in de oriënterende fase, dien je later in wetenschappelijke bronnen te verifiëren.
Onderwerp naar onderzoeksvraag (problem finding)
De volgende stap is de formulering van een probleemstelling of onderzoeksvraag. Elk wetenschappelijk onderzoek begint met het formuleren van de onderzoeksvraag. Deze vraag helpt je te structureren: een goede vraag kadert je onderzoek in, helpt de juiste zoektermen te definiëren en relevante literatuur te selecteren. De formulering van je onderzoeksvraag is dus belangrijk!

Hoe formuleer je een goede onderzoeksvraag? Benader je onderwerp vanuit verschillende invalshoeken: problem finding. Lees, praat en denk na over je onderwerp. Ga op zoek naar elementen die bij jou vragen oproepen.

Hulpvragen bij het proces van onderwerp naar onderzoeksvraag:

• Wat is je onderwerp?
• Is er veel geschreven over je onderwerp?
• Waarom vind je dit onderwerp en deze vraag interessant?
• Waarom is dit onderwerp ook voor anderen interessant? Voor wie?
• Waarover is nog weinig bekend? Waarover zijn de meningen verdeeld?
• Welke aspecten van je onderwerp wil je buiten beschouwing laten?
• Wat is in één zin de belangrijkste uitkomst van je onderzoek?

Hoe gerichter de vraag, des te beter kan je naar relevante literatuur zoeken. Formuleer je vraag zo helder, duidelijk en precies mogelijk. Dit is het geval als de vraag zich beperkt tot:

• het eigen vakgebied;
• een bepaalde periode of locatie;
• een bepaald taalgebied;
• een afgebakende groep mensen of objecten, et cetera.

Naar een werkbare onderzoeksvraag
De onderzoeksvraag is bepalend voor de omvang en de voortgang van je onderzoek. Een goed geformuleerde vraag maakt gericht zoeken naar relevante literatuur en dus een gericht onderzoek mogelijk. Toets je vraag aan onderstaande criteria om te bepalen of jouw vraag leidt tot een haalbaar onderzoek en een mogelijk antwoord op je vraag.

Criteria

1. Waarover gaat je vraag?

Bij een vraag over een kunsthistorisch onderwerp maak je gebruik van de literatuur uit het vakgebied kunstgeschiedenis. Ons vakgebied is echter bij uitstek interdisciplinair. We lenen uit andere vakgebieden om kunsthistorische vragen te kunnen beantwoorden. Bijvoorbeeld: een vraag over de zeventiende-eeuwse kunstmarkt. Het blijkt dat dit onderzoek naast het vakgebied kunstgeschiedenis ook het vakgebied economie bestrijkt. Dit betekent dat je literatuur uit beide vakgebieden zult gebruiken voor dit onderzoek. Wees je bewust van de implicaties van interdisciplinair onderzoek

2. Is je onderzoek haalbaar?

Je onderzoeksvraag bepaalt hoe groot je onderzoek is. Bekende stelregel is: Zeg veel over een klein onderwerp dan weinig over een breed onderwerp. Om je onderwerp af te bakenen gebruik je de 4W methode - Wanneer, Waar, Wie, Wat. Door je vraag op deze manier op te delen krijg je inzicht in de haalbaarheid van je vraag.

Voorbeeld 4-W methode
Een student stelt de volgende vraag: Waarom waren tijdens de Renaissance in Italië klassieke voorbeelden zo populair?

Deze vraag wordt door de student geanalyseerd volgens de 4W methode:
• Wanneer – Renaissance
• Waar – Italië
• Wie / Wat – populariteit van antieke voorbeelden

Uit deze analyse blijkt dat deze onderzoeksvraag te breed is. Het is immers lastig om uitspraken te doen over de reden van de populariteit van alle antieke voorbeelden (op het gebied van de schilderkunst, beeldhouwkunst etc.) tijdens de hele Renaissance, zoals de student met deze vraag impliceert te willen doen. Er zal dus een afbakening moeten worden gemaakt.

Ook hiervoor gebruikt de student de 4W methode:
• Wanneer – Eerste helft zestiende eeuw
• Waar – Italië, Rome
• Wie / Wat – Michelangelo / antieke voorbeelden / graf Julius II

Dit leidt tot de nieuwe afgebakende onderzoeksvraag: In hoeverre maakte Michelangelo gebruik van antieke voorbeelden voor de vervaardiging van het graf van paus Julius II in Rome in de eerste helft van de zestiende eeuw?

3. Wat voor soort vraag stel je?

Stel een open vraag. Pas op voor gesloten vragen

Voorbeeld open vraag
'Is Jan van Eyck de uitvinder van de olieverf?' Na kort onderzoek blijkt het antwoord 'nee' te zijn. De vraag is weliswaar beantwoord, maar onbevredigend. Er is geen ruimte voor nuance of verder onderzoek. Dit is daarom geen goede onderzoeksvraag.

Een oplossing is het omzetten van de gesloten naar een open vraag. 'Wie was de uitvinder van de olieverf?' Onderzoek wijst uit dat lang gedacht is dat Jan van Eyck de uitvinder was van de olieverf, maar dat dit inmiddels is weerlegd. Nu kan je op zoek naar eventuele andere mogelijke uitvinders. Deze open vraag biedt meer ruimte voor onderzoek en nuance.

De aard van je vraag is van invloed op je onderzoek en op het antwoord. Je vraag kan beschrijvend of verklarend zijn.

Voorbeeld type vraag
  • Beschrijvende vraag
    Hoe werd de zondeval verbeeld op dertiende-eeuwse handschriften, gemaakt in Parijs?
    Het antwoord is een beschrijving van een reeks gebeurtenissen, een kunstwerk, beeldtraditie, een samenhang, een institutie etc. In dit geval is het antwoord op de vraag een beschrijving van de verbeelding van de zondeval in dertiende-eeuwse Parijse handschriften.


  • Verklarende vraag
    Waarom zijn de glas-in-lood ramen in de Sint-Janskerk in Gouda niet vernietigd tijdens de beeldenstorm?
    Het antwoord is een verklaring voor een gebeurtenis, of een ontwikkeling. In dit geval is het antwoord een verklaring voor het behoud van de glas-in-lood ramen in de Sint-Janskerk.


  • Beoordelende vraag
    Hoe past Robert Morris de Gestaltprincipes toe in zijn werk?
    Het antwoord is een poging om lezers ergens van te overtuigen. In dit geval zal de auteur met behulp van argumenten aantonen dat Morris' beelden kenmerken bevatten van de principes van de Gestaltpsychologie. Deze argumenten kunnen bijvoorbeeld worden gebaseerd op literatuuronderzoek. In dit geval worden de aannames van verschillende auteurs tegen elkaar afgewogen.


Let op dat je in je onderzoeksvraag ruimte laat voor jouw eigen inbreng. Het is dus niet voldoende enkel auteurs na te praten. Je zal jezelf moeten verhouden tot de wetenschappelijke informatie die je vindt. Ben je het eens met de argumentatie van bepaalde auteurs? Waarom wel? Of waarom twijfel je aan hun argumenten?

4. Is je vraag concreet?

Probeer begrippen als 'invloed' of 'betekenis' te concretiseren. Vermijd verder superlatieven als fantastisch, mooi et cetera. De begrippen die je opneemt in je onderzoeksvraag moet je ook daadwerkelijk kunnen onderzoeken.

Voorbeeld concretiseren vraag
Wat was de invloed van de reformatie op de beeldenstorm? Het is beter 'invloed' te concretiseren: In hoeverre hebben gedrukte geschriften van reformatoren aanzet gegeven tot de beeldenstorm? Deze vraag is concreter en vergemakkelijkt je onderzoek. In plaats van literatuur over de volledige reformatie en de beeldenstorm en alle mogelijke verbanden hiertussen, kan je nu zoeken naar specifieke informatie over geschriften van reformatoren en beeldverering.

5. Wat voor antwoord denk je te vinden?

Formuleer een (voorlopige) hypothese op je vraag, en kijk of dit antwoord overeen komt met de vraag die je stelt. Komen vraag en hypothetisch antwoord niet overeen, dan moet je zoekmethode of vraag bijstellen.

6. Waarom is jouw onderzoek de moeite waard?

Een onderzoek moet relevant zijn. De belangrijkste reden voor een vraag is je eigen wetenschappelijke nieuwsgierigheid. Het is niet zo dat een onderzoek altijd 'iets nieuws' moet opleveren. Je kan bijvoorbeeld de verschillende meningen van auteurs tegen elkaar afwegen. Wat jouw onderzoek wetenschappelijk maakt is dat jij iets toevoegt aan deze afweging: jouw eigen op wetenschappelijke argumenten gefundeerde mening.


Deelvragen

Een nauwkeurig geformuleerde en afgebakende onderzoeksvraag vormt een goede basis om aan je onderzoek te beginnen. De volgende stap in het proces is de splitsing van jouw onderzoeksvraag in deelvragen. Je onderzoek wordt door deelvragen in beheersbare blokken gedeeld en je brengt structuur aan.

Voorbeeld deelvragen 1
De verklarende vraag 'In hoeverre maakte Michelangelo gebruik van antieke voorbeelden voor de vervaardiging van het graf van paus Julius II in Rome in de eerste helft van de zestiende eeuw?' kan worden opgedeeld in de volgende deelvragen;

  • Welke antieke voorbeelden gebruikte Michelangelo bij het ontwerp voor het grafmonument van Julius II?
  • Waar heeft Michelangelo deze antieke voorbeelden kunnen zien?
  • In hoeverre heeft Michelangelo de antieke voorbeelden letterlijk gekopieerd?
  • Wat heeft Michelangelo zelf geschreven over het gebruik van antieke voorbeelden?
  • Wat schreven tijd- en plaatsgenoten van Michelangelo over het gebruik van antieke voorbeelden?
  • Komt mijn analyse van het gebruik van antieke voorbeelden in het graf van Julius II overeen met de geschriften van Michelangelo en van zijn tijd- en plaatsgenoten?
Voorbeeld deelvragen 2
In hoeverre hebben tentoonstellingen van het Stedelijk Museum Amsterdam bijgedragen aan de ontwikkeling van de Arte Povera in de tweede helft van de twintigste eeuw?

  • Wat wordt in de academische literatuur verstaan onder de Arte Povera?
  • Welke tentoonstellingen in het Stedelijk Museum kunnen in verband gebracht worden met de Arte Povera?
  • Welke kunstenaars en welke curatoren waren betrokken bij deze tentoonstellingen?
  • Wat zijn de overeenkomsten en verschillen tussen de tentoonstellingen over Arte Povera van het Stedelijk?
  • In hoeverre verwijzen Arte Povera kunstenaars naar het Stedelijk als belangrijk stimulerend instituut voor erkenning van hun kunstpraktijk?

Tips bij het formuleren van deelvragen

1. Verhelderen van begrippen uit je onderzoeksvraag

Voorbeeld: Wat is mijn definitie van een antiek voorbeeld? Hoe baken ik dit af in plaats en tijd? (voorbeeld deelvragen 1) Door deze vraag te stellen maak je duidelijk hebt wat je precies gaat onderzoeken.


2. Ondersteunen van de onderzoeksvraag

Voorbeeld: De deelvraag 'Welke antieke voorbeelden gebruikte Leonardo da Vinci in Rome?' (voorbeeld deelvragen 1) ondersteunt niet de onderzoeksvraag maar leidt tot meer onderzoek


3. Zet deelvragen in logische volgorde

bijvoorbeeld in de volgorde van de stappen van je onderzoek of in volgorde van complexiteit. Beperk je tot vijf tot zeven deelvragen


Een goede onderzoeksvraag en relevante deelvragen vormen de basis om aan stap twee in het onderzoeksproces te beginnen: het verzamelen en analyseren van wetenschappelijke bronnen. Wanneer je een werkbare probleemstelling en deelvragen hebt, betekent dit niet dat deze vraag heel het onderzoek gelijk blijft. Op basis van informatie uit je onderzoek, zal je gedurende het onderzoek je vraag blijven bijstellen. Onderzoek doen is een organisch proces en geen rechte lijn. Blijf daarom ook tijdens je onderzoek steeds toetsen of jouw onderzoeksvraag en deelvragen nog passen bij het onderzoek wat je uitvoert.

Inleiding
In fase 2 ga je op zoek naar het antwoord op je onderzoeksvraag. Je maakt hiervoor gebruik van bronnen. Er zijn primaire en secundaire bronnen. De belangrijkste primaire bron is vaak het kunstwerk zelf. Secundaire bronnen, of literatuur, zijn wetenschappelijke publicaties.

Wat is een wetenschappelijke publicatie? Er zijn drie belangrijke kenmerken van wetenschappelijke literatuur: Ten eerste: Wat gepubliceerd wordt moet bewezen worden. Een auteur kan niet zo maar iets beweren, maar moet bewijs aanleveren voor zijn argumenten. Ten tweede moet de lezer het bewijs van de auteur kunnen controleren. Het belangrijkste controlemiddel voor de lezer is de bronvermelding. Ten derde moet de publicatie toegankelijk zijn en toegankelijk blijven, bijvoorbeeld in een bibliotheek.

Er zijn verschillende soorten wetenschappelijke publicaties. Boeken, tijdschriften en elektronische informatie. Artikelen in peer reviewed tijdschriften zijn heel belangrijk voor onderzoekers omdat een artikel voor publicatie in zo'n tijdschrift wordt gereviewed door andere experts op het vakgebied. Een ander voordeel van artikelen in tijdschriften is dat ze in de nieuwere jaargangen een recente stand van wetenschap weergeven.

De bibliotheek van de universiteit biedt toegang tot tijdschriften, boeken en elektronische informatie. Gebruik hiervoor de catalogus, Catalogus Plus of een van de databases van de universiteitsbibliotheek.

Naast zoeken in de catalogus is er nog een andere zoekmethode die je kan toepassen voor het vinden van wetenschappelijke informatie: de sneeuwbalmethode. Een sleutelpublicatie, bijvoorbeeld een publicatie geschreven door een auteur die expert is op het onderwerp, vormt een goed startpunt van deze zoekmethode. Een opmerking, een uitgebreide voetnoot en de literatuurlijst achter in deze publicatie kunnen je leiden naar nieuwe boeken of artikelen die over jouw onderwerp gaan. Zo rol je als een sneeuwbal door de publicaties heen en verzamel je steeds meer relevante informatie. Steeds meer informatie wordt ook of uitsluitend op het internet gepubliceerd. Wetenschappers houden bijvoorbeeld eigen websites bij, maar ook allerlei andere personen of instellingen doen dat. Via zoekmachines als Google kom je daar terecht. Bij deze informatie moet je extra alert zijn op de betrouwbaarheid. Er zijn veel controlemiddelen ontwikkeld, om informatie op het internet kritisch te bekijken en te analyseren.
Wat is wetenschappelijke literatuur?
Na formulering van de onderzoeksvraag en eventuele deelvragen, moet op wetenschappelijke wijze informatie vergaard worden om de vraag te beantwoorden. Wetenschappelijk onderzoek gebruikt primaire bronnen en secundaire wetenschappelijke literatuur.

Primaire bronnen zijn bijvoorbeeld narratieve bronnen (teksten zoals oorkondes, kronieken en brieven van kunstenaars) en objecten (schilderijen, gebouwen, beelden etc.) uit de bestudeerde periode. Het zijn dus contemporaine (eigentijdse) bronnen. Voorbeelden van primaire bronnen zijn de geschriften van abt Suger over zijn werkzaamheden aan de Saint Denis. De abdijkerk Saint-Denis kan ook worden beschouwd als een contemporaine bron.

Secundaire bronnen, of secundaire literatuur zijn wetenschappelijke teksten uit latere tijden dan de primaire bron. Voorbeeld is het boek Artistic change at St-Denis, door Conrad Rudolph, uit 1990. Rudolph bespreekt in zijn boek de werkzaamheden door abt Suger aan de Saint Denis aan de hand van zijn geschriften. Een ander voorbeeld is de catalogus die verscheen bij de tentoonstelling Marlene Dumas: Image as Burden van het Stedelijk Museum Amsterdam. In deze gelijknamige catalogus van Leontine Coelewij, Kerryn Greenberg en Theodora Vischer wordt een beeld geschetst van het oeuvre van Dumas en worden de tentoongestelde werken toegelicht en aangevuld met verdiepende teksten en interviews. Secundaire bronnen worden, om verwarring te voorkomen, meestal secundaire literatuur genoemd.

Secundaire literatuur kan worden onderverdeeld in twee typen; naslagwerken en literatuur.
Naslagwerken zijn publicaties met algemene informatie. Denk hierbij aan woordenboeken zoals het Van Dale Groot woordenboek van de Nederlandse taal, (online) encyclopedieën, handboeken etc.

Bibliotheek kunstgeschiedenis - catalogi en naslagwerken
De belangrijkste naslagwerken voor Kunstgeschiedenis zijn:

•   AKL Allgemeines Künstlerlexikon – biografische informatie over beeldende kunstenaars van de oudheid tot heden

•   Benezit dictionary of artists – biografische informatie over Westerse beeldend kunstenaars

•   Oxford art online – encyclopedie over kunst uit alle tijden

Voor een overzicht van de databases die de bibliotheek van de Universiteit van Amsterdam beschikbaar stelt, klik hier. De website UvA webbronnen verwijst naar ruim 2000 websites ten behoeve van onderzoek en onderwijs buiten de UvA.

Bij de informatie in de naslagwerken is vaak een lijstje opgenomen dat relevante literatuur over het onderwerp vermeldt. Van de voor jou relevante titels kun je nagaan of de UBA die heeft. In de Bibliotheek Kunstgeschiedenis vind je in de 'Lex'-rubriek nog een groot aantal gedrukte naslagwerken.

De zoekmachine 'CatalogusPlus' van de bibliotheek bevat alle records van de UvA catalogus én de meeste artikelen uit e-journals waar de UvA een abonnement op heeft. Daarnaast bestrijkt een zoekactie in CatalogusPlus een deel van de UvA databases. Kijk naast je zoekactie in CatalogusPlus ook altijd in de specifieke voor jouw onderzoek relevante databases.

Door te zoeken via 'Picarta' vind je boeken en tijdschriften (let op: dus geen artikelen!) in andere landelijke biliotheek catalogi van onder meer musea en univeristeiten.

Let op: Voor het raadplegen van de digitale databases van de bibliotheek moet je gebruik maken van het netwerk van de UvA. Dit kan door op een computer van de UvA te werken. Wanneer je thuis gebruik wilt maken van de databases waarop de UvA is geabonneerd, raadpleeg dan de pagina UvA thuistoegang

De overige secundaire literatuur bestaat uit publicaties van wetenschappelijk onderzoek. Hierin presenteren wetenschappers hun hypothese (antwoord op hun onderzoeksvraag), onderbouwd door wetenschappelijke argumenten. Artistic change at St-Denis van Conrad is hier een voorbeeld van. Zeker aan het begin van je studie maak je voornamelijk gebruik van secundaire literatuur. Dit is wetenschappelijke literatuur en moet aan onderstaande eisen voldoen:

• Wat gepubliceerd wordt moet bewezen worden;
• De lezer moet het bewijs van de auteur kunnen controleren;
    º Er wordt gebruik gemaakt van een bronvermelding;
    º De auteur beschrijft de onderzoeksmethoden;
    º De publicatie moet worden getoetst door andere wetenschappers (peer review);
• De publicatie moet toegankelijk zijn en blijven.

Er zijn twee soorten wetenschappelijke publicaties; tijdschriften en boeken (beide kunnen zowel op papier als digitaal beschikbaar zijn). Een wetenschappelijk tijdschrift richt zich op bijvoorbeeld een bepaalde tijdsperiode of kunstvorm. Wetenschappers dienen hun hypothese in de vorm van een artikel in bij een tijdschrift dat past bij hun onderzoek. Bij peer reviewed tijdschriften wordt het artikel geanonimiseerd en opgestuurd naar reviewers, experts op het vakgebied. Op basis van deze reviews wordt het artikel geplaatst, worden er wijzigingen voorgesteld of wordt het artikel afgewezen. De controleslag in een peer reviewed tijdschrift maakt deze publicaties extra interessant voor andere onderzoekers. Een ander voordeel van artikelen in een tijdschrift is dat ze in de nieuwere jaargangen een recente stand van wetenschap weergeven.

Boeken zijn de andere wetenschappelijke publicaties; presentaties van wetenschappers tijdens congressen worden gebundeld in een congresbundel, een tentoonstellingscatalogus wordt uitgegeven door een museum of een specialist schrijft een monografie over een specifieke kunstenaar. Deze boeken worden gerekend tot de secundaire literatuur als zij aan de bovenstaande vereisten voldoen. Wees kritisch met betrekking tot de publicaties die je gebruikt.

Voorbeeld tentoonstellingscatalogus
Een tentoonstellingscatalogus is een publicatie die verschijnt ter gelegenheid van een tentoonstelling. Het bevat in ieder geval een lijst van tentoongestelde werken en wordt vaak aangevuld met extra informatie over de kunstenaar, het betreffende instituut of de aanleiding van de tentoonstelling. Meestal werken aan een catalogus meerdere auteurs mee die allen teksten leveren. De redacteuren (editors) verwerken alle informatie vervolgens tot één naslagwerk.
Wetenschappelijke literatuur zoeken
Voor zoeken naar relevante literatuur gebruik je het bibliografisch apparaat. Dit bestaat uit alle beschikbare secundaire literatuur binnen het vakgebied en de samenhang hiertussen. Er zijn verschillende methoden om in het bibliografisch apparaat te zoeken; 1. systematische methode en 2. sneeuwbalmethode. Voor het beste resultaat gebruik je beide methoden naast elkaar.

Literatuur vinden: de systematische methode

Start met het verzamelen van basiskennis over je onderwerp. Maak gebruik van handboeken (encyclopedieën, overzichtsboeken en lexica). In handboeken staat meestal een literatuurlijst over het onderwerp. Handboeken zijn zowel op papier als digitaal te raadplegen. Handboeken (zeker papieren versies) zijn vaak ouder en bevatten niet altijd de meest recente informatie. Voor het raadplegen van de digitale databases van de bibliotheek moet je gebruik maken van het netwerk van de UvA.

  • Encyclopedieën zijn soms algemeen (Grote Winkler Prins encyclopedie) en soms specifiek (Encyclopedia of World Art). De database Oxford art online is een digitale encyclopedie. Deze gebruik je om je algemene kennis over een onderwerp te verbreden.
  • Een lexicon is een soort woordenboek met annotaties (korte omschrijvingen van een onderwerp). Voorbeeld van een digitaal lexicon is het Lexicon des Mittelalters Online.
  • In een overzichtsboek wordt een specifiek deel van het vakgebied in vogelvlucht behandeld.


De volgende stap is gerichter zoeken. Maak gebruik van verschillende zoeksystemen. Voordat je gaat zoeken zet je onderzoeksvraag en deelvragen om in zoektermen. Dit is essentieel voor het zoekresultaat. Het is belangrijk te variëren met zoektermen.

Voorbeeld zoektermen
Tips voor het samenstellen van zoektermen aan de hand van de volgende onderzoeksvraag:

Welk verband is er in de dertiende eeuw in de kathedraal in Santiago de Compostella tussen de populariteit bij pelgrims van specifieke relieken in de reliekschat en de mate van versiering van hun reliekhouders?

•   Destilleer de belangrijkste onderdelen uit onderzoeksvraag en deelvragen:
   º    Kathedraal in Santiago en de bezoekende pelgrims.
   º    Dertiende eeuw
   º    Reliekschatten, reliekhouders, relieken

•   Bedenk per onderdeel zo veel mogelijk zoektermen, (verschillende spellingsvarianten):
   º    Santiago de Compostella, Spanje, kathedraal Santiago de Compostella, pelgrims, pelgrimstochten, kerkbezoekers, gelovigen, heiligenverering etc.
   º    Dertiende eeuw, 13e eeuw, dertiende-eeuws etc.
   º     Reliek, relieken, reliekschat, reliekschatten, decoratie relieken etc.

•   Vertaal je zoektermen altijd in het Engels en eventueel in andere talen (cathedral, pilgrim, pilgrims, relic, relics, etc.)

•   Combineer je lijst van goede zoektermen. Maak gebruik van 'Bolean operators'. Dit zijn woorden die je tussen je zoektermen zet om deze te combineren of dingen uit te sluiten. De meest gebruikte zijn: AND, NOT en OR:
   º    Kathedraal AND relieken – je zoekt naar publicaties waar alle gebruikte woorden in voorkomen. Het zoekresultaat bevat publicaties met de tags relieken en kathedralen. AND gebruik je voor een specifiek zoekresultaat.
   º    Reliek NOT Christus – je sluit een term van je zoekresultaten uit. Het zoekresultaat bevat publicaties over relieken, maar niet over Christus.
   º     Reliek OR reliekhouder – je zoekt naar publicaties waarin beide termen, of één van deze termen voorkomt. Het zoekresultaat bevat publicaties over relieken én reliekhouders en publicaties over één van deze twee termen. OR gebruik je voor een groot zoekresultaat.
   º    Let op: sommige zoeksystemen gebruiken andere 'Bolean operators', zoals + of -. Kijk daarom altijd bij de advanced search optie welke operatoren je moet gebruiken.

•   Maak een lijst van mogelijke (combinaties van) zoektermen. Van smal, bijvoorbeeld:
- reliquaries AND Santiago de Compostella AND cathedral AND pilgrims

naar breed, bijvoorbeeld:
- reliquaries OR pilgrims

De eerste zoekopdracht levert minder, maar specifiekere literatuur op dan de tweede zoekopdracht. Zoek niet te breed, om de omvang van je onderzoek te beperken.

•   Zoek niet te breed, om de omvang van je onderzoek te beperken.

Aan de hand van je trefwoorden zoek je systematisch in de digitale catalogi van de universiteitsbibliotheek UvA. In het kader van de systematische methode is het van belang om één belangrijke informatiebron kort toe te lichten, de bibliografie

Bibliografieën
Een bibliografie is een thematisch geordende titellijst met referenties naar publicaties (per periode, per locatie of taalgebied of per onderwerp, per auteur, per type o.i.d.). Voor een onderzoeker is een bibliografie vaak een startpunt van een systematisch onderzoek. In tegenstelling tot bijvoorbeeld de catalogus van de UB beperkt een bibliografie zich niet tot de collectie van één instelling of bibliotheek.

Hoe een bibliografie werkt valt het best te illustreren aan de hand van een voorbeeld. De bibliografie Art & Architecture Complete is een digitale bibliografie waarvan veel kunsthistorici gebruik maken. Wanneer de student die onderzoek wil doen naar het Arnolfini portret de zoekterm 'Arnolfini' intypt krijgt deze meer dan 600 verwijzingen naar publicaties die refereren naar Arnolfini.

Door gebruik te maken van een bibliografie bestrijk je dus snel een breed zoekgebied. De titel of de inleiding van een bibliografie geeft meer informatie over de precieze afbakening (van periode, onderwerp en soorten publicaties) van de opgenomen titels. Sommige bibliografieën zijn afgesloten (eenmalige uitgave) en andere zijn lopend, wat betekent dat ze nog telkens (meestal per jaar) worden aangevuld en geactualiseerd. Een lopende bibliografie wordt ook wel een repertorium genoemd. Kijk altijd goed welke publicaties in een bibliografie zijn opgenomen, want sommige bevatten alleen boeken en geen artikelen, of andersom. De catalogus van de UB biedt toegang tot verschillende bibliografieën.

Het verschil tussen een bibliografie en de 'gewone catalogus' van de UvA is, zoals eerder vermeld, dat in een bibliografie niet alleen wordt gerefereerd naar publicaties die beschikbaar zijn bij de UvA. Je bestrijkt dus, door gebruik te maken van een bibliografie, een groter zoekgebied. De publicaties die je vindt in de bibliografische lijst zal je vervolgens in de UvA catalogus of in Picarta (een landelijke bibliotheek catalogus) moeten opzoeken. Nb. Een lijst van de door de auteur gebruikte literatuur, vaak opgenomen achterin een boek of artikel en/of verspreid in de noten te vinden, is géén bibliografie, maar een literatuurlijst (literatuuropgave).

Literatuur vinden: de sneeuwbalmethode

Deze methode wordt zo genoemd naar analogie van een sneeuwbal die als een klein balletje begint maar gaandeweg steeds dikker en groter wordt. De onderzoeker begint te zoeken naar aanleiding van een opmerking in een handboek, of een uitgebreide noot of bibliografische verwijzing die hij of zij tegenkomt in een boek: de sneeuwbal wordt aan het rollen gebracht. De gevonden titels worden opgezocht en vervolgens wordt gekeken of er een literatuurlijst achterin staat, die de moeite van het volgen waard is: de sneeuwbal aan informatie groeit.

Het is ook zinnig te kijken welke auteurs terugkeren in de diverse literatuurlijsten. Dat zijn de deskundigen op dit gebied. Zoek ook bij die namen weer naar publicaties. In feite gaat dit proces steeds door: de sneeuwbal rolt verder. Het eindpunt is bereikt wanneer je geen nieuwe titels meer vindt. Overigens is dit eindpunt ook afhankelijk van het gestelde doel van het onderzoek. Voor een proefschrift moet alle relevante literatuur bij de auteur bekend zijn. Bij het schrijven van een essay voor een krant of het maken van een werkstuk is een weloverwogen selectie veel belangrijker.

Om het toeval zoveel mogelijk uit te sluiten, is het goed een paar regels in acht te nemen. De eerste regel is al genoemd: combineer deze manier van zoeken altijd met een meer systematische. Om te controleren of de sneeuwbal gewerkt heeft, kan je een steekproef doen in enkele jaargangen van bibliografieën: leveren zij niets nieuws op, dan mag je aannemen dat je via de sneeuwbalmethode de relevante literatuur hebt gevonden.

Verdere aanwijzingen: probeer te voorkomen dat de literatuur die gevonden wordt eenzijdig is. Dat wil zeggen; niet uit één bepaalde periode, of uit slechts één taalgebied of land. Daarmee voorkom je bijvoorbeeld dat recente publicaties ontbreken. Wees er ook attent op dat in sommige vakgebieden verschillende scholen zijn die van elkaar afwijkende visies hebben. Wanneer er, zoals boven gezegd, specialisten zijn in dit onderwerp, zoek dan ook onder hun namen, omdat hun andere publicaties ook van belang kunnen zijn.

Literatuur vinden: zoekverslag

In de diversiteit aan zoekmethoden, vindplaatsen en publicaties schuilt het gevaar dat je door de bomen het bos niet meer ziet. Daarom is het belangrijk om van je zoektocht een logboek bij te houden. Administreer je zoekproces (welke databases, bibliografieën, bibliotheekplanken heb je doorzocht?), je zoektermen (Engels, Nederlands, eventueel andere talen?), belangrijke auteurs die je keer op keer tegenkomt etc. Door een goede administratie bij te houden voorkom je dubbel werk of dat je publicaties vergeet. Leg in deze fase ook een long-list aan van literatuur, bijvoorbeeld door gebruik van annotatie-software te maken, zoals Zotero. In de volgende fase van je onderzoek ga je deze lijst specificeren
Selecteren en beoordelen
Als je een overzicht hebt van de relevante publicaties en hiervan een long-list hebt gemaakt, ga je over tot het selecteren van de gevonden informatie. De hoeveelheid en diversiteit van informatie neemt voortdurend toe. Niet alle informatie is bruikbaar voor wetenschappelijk onderzoek en relevant voor het beantwoorden van jouw onderzoeksvraag. Selecteer de gevonden informatie op bruikbaarheid voor het specifieke onderzoek. Bij literatuuronderzoek moet je zowel artikelen in (elektronische) tijdschriften, bundels, catalogi en dergelijke zoeken, als boeken, (elektronische) tekstuitgaven en gespecialiseerde websites. Bij het opstellen van de uiteindelijke literatuurlijst maak je voortdurend keuzes. Dat gebeurt aanvankelijk door een formele karakterisering van bijvoorbeeld de titelbeschrijving en/of een annotatie. Wanneer je een aantal publicaties kiest om nader te bekijken, maak je opnieuw een selectie; de inhoudelijke karakterisering.

Fase 1: formele karakterisering

De eerste selectie van bruikbare informatie gebeurt op basis van titel en/of de auteur(s). Ook uitgever, publicatiedatum of overige in de titelbeschrijving of voetnoten gegeven informatie kan je keuze voor die ene publicatie bepalen. Na de feitelijke gegevens (auteur, titel, plaats en jaar van uitgave et cetera) volgt het eerste deel van de karakterisering: het formele gedeelte. Dit betreft de meer uiterlijke kanten van de publicatie.

  • Type literatuur: artikel of boek, bundel of catalogus, overzichtsboek of speciale studie, website of elektronische publicatie? Wat betekent dit voor de inhoud van de publicatie; Is deze bijvoorbeeld peer-reviewed?
  • Hoe uitgebreid is de inhoudsopgave?
  • Is er een register of index waardoor de publicatie gemakkelijk toegankelijk is?
  • De hoeveelheid illustraties maakt duidelijk waar de nadruk van de auteur ligt en de verhouding tekst en afbeeldingen vertelt mogelijk iets over de diepgang van de publicatie;
  • Het gebruik van noten maakt de tekst en de literatuurlijst controleerbaar;
  • Zijn er andere hulpmiddelen, zoals een glossarium (verklarende woordenlijst), chronologische of andere tabellen?
  • Hoe recent is de publicatie?
  • In welk tijdschrift / bij welke uitgever is de publicatie verschenen? Zijn deze bekend / gerenommeerd?


Fase 2: inhoudelijke karakterisering

Door de beperkte tijd voor het schrijven van een paper is het niet mogelijk alle publicaties uit je eerste selectie grondig te lezen. Ga efficiënt met je tijd om. Het doel van de inhoudelijke karakterisering is het vormen van een beeld van de inhoud van de teksten, om te beoordelen welke publicatie geschikt is. Dit heet oriënterend lezen: een efficiënte analyse van boek, artikel, of website. Voor een goede keuze moet de eigen vraagstelling helder en nauwkeurig geformuleerd zijn. De inhoudelijke selectiecriteria concentreren zich op dit laatste punt.

Volsta met het begin en het einde van een publicatie te lezen: de plaatsen waarin de auteur zijn onderzoeksvraag presenteert (inleiding) en beantwoordt (conclusie). Houd bij de inhoudelijke karakterisering de eigen onderzoeksvraag in het achterhoofd. Hoe bruikbaar is deze publicatie voor de beantwoording hiervan? Andere hulpmiddelen zijn de inhoudsopgave. Deze vertelt vaak iets over de inhoudelijke opbouw van het betoog. De eerste en de laatste alinea's geven de meeste informatie over de inhoud van het hoofdstuk. Een zeer handig hulpmiddel is een register of index. Hierdoor kan op trefwoord worden gezocht. Probeer zoveel mogelijk trefwoorden te formuleren: de auteur heeft waarschijnlijk een andere benadering en gebruikt mogelijk andere termen. De noten en de literatuurlijst laten bronnen van de auteur zien, welke ook bruikbaar kunnen zijn voor jouw onderzoek.

Nu heb je een relevante selectie publicaties voor jouw onderzoek. Lees ze grondig en destilleer de argumenten van de auteurs die relevant zijn voor het antwoord op je onderzoeksvraag
Gebruik van elektronische informatie
Steeds meer informatie wordt ook of uitsluitend op het Internet gepubliceerd. In de universiteitsbibliotheek komen er bijvoorbeeld bijna elk week nieuwe elektronische tijdschriften bij, die volledig nieuw zijn, de gedrukte tijdschriften vervangen of er naast worden uitgegeven. Niet de informatie verschilt dan tussen beide media, maar wel de toegankelijkheid. Het elektronische tijdschrift is nooit uitgeleend (soms gelimiteerd aantal gebruikers op hetzelfde moment) en je kunt het eenvoudig op woorden doorzoeken.

Naast de gemoderniseerde, of gedigitaliseerde, 'oude media', wordt er ook buiten de wetenschappelijke instellingen informatie gepubliceerd, die slechts ten dele door de universiteitsbibliotheken wordt geïnventariseerd. Wetenschappers houden bijvoorbeeld eigen websites bij, maar ook allerlei andere personen of instellingen doen dat. Via zoekmachines als Google kom je daar terecht. Bij deze informatie moet je extra alert zijn op de betrouwbaarheid. Er zijn veel controlemiddelen ontwikkeld, om informatie op het Internet kritisch te bekijken en te analyseren. Hieronder een aantal vragen om de geschiktheid van een website voor je onderzoek te toetsen.

Internet als bron:

  • Geldigheid. Is de inhoud van de bron goed onderbouwd, aannemelijk en betrouwbaar? Zijn er bijvoorbeeld referenties opgenomen naar bronnen (primair of secundair)? Wordt het doel van de website duidelijk gecommuniceerd?

  • Actualiteit. Is de inhoud van de bron up-to date? Wordt de website onderhouden? Is het duidelijk wanneer bepaalde informatie is gepubliceerd?

  • Accuraatheid. Hoe correct is de informatie? Is de informatie geschreven door een wetenschappelijke auteur en gecontroleerd door een onafhankelijke partij, bijvoorbeeld een uitgever? Ziet de website er betrouwbaar uit (denk hierbij bijvoorbeeld aan spelfouten)?

  • Status. Is het duidelijk wie de informatie op de website heeft geleverd? Hoe gezaghebbend is de bron? Zijn er contactgegevens opgenomen?

  • Volledigheid. Wordt de informatie in zijn geheel en in afgeronde vorm beschikbaar gesteld?

  • Dekking. Wat is de reikwijdte en diepgang van de informatie? Wordt er voldoende op de materie ingegaan? Is er een inhoudsopgave opgenomen?


Inleiding
In fase drie rapporteer je de resultaten van jouw onderzoek en het antwoord op jouw onderzoeksvraag. De structuur (opbouw) van de tekst en de inhoud moeten in dienst staan van jouw argumentatie. Het gaat hierbij niet zozeer om jouw mening, maar om jouw onderbouwde interpretatie van secundaire literatuur en primaire bronnen.

In de eerste schrijffase structureer je je paper. Een paper bestaat over het algemeen uit drie delen; de inleiding, het betoog en de conclusie. De gemakkelijkste manier om de door jouw gevonden informatie te ordenen en tegen elkaar af te wegen is deze te vangen in een argumentatiestructuur.

Het is heel belangrijk dat je jouw argumentatie onderbouwd met bewijs. Er zijn twee manieren om bewijs uit wetenschappelijke publicaties op te nemen in je paper: citeren en parafraseren. Zorg er voor dat de lezer kan zien waar je deze informatie vandaan hebt. Net zoals jij ook verwacht de informatie uit wetenschappelijke publicaties te kunnen checken.

Wanneer je gebruik maakt van andere publicaties is het van het grootste belang dat je op een duidelijke manier laat zien waar je deze informatie vandaan hebt door middel van voetnoten. Alle bronnen die je gebruikt worden daarnaast opgenomen in de literatuurlijst. Wetenschappelijke publicaties, maar ook papers moeten immers gecontroleerd kunnen worden. Als je dit niet correct doet dan pleeg je plagiaat, dit wordt absoluut niet getolereerd in de wetenschappelijke wereld.

Lees de door jou geschreven teksten regelmatig terug op papier en wees kritisch op stijl, structuur en argumentatie.
Presenteren van een antwoord op de onderzoeksvraag op basis van voorbereiding - argumentatiestructuur

Standpunt en argumenten

Nu worden de onderzoeksvraag en de eventuele deelvragen beantwoord. Deze antwoorden moeten worden beargumenteerd in een betoog, op basis van de door jou gevonden literatuur en de door jou verrichtte observaties. Het gaat niet zozeer om jouw mening, maar om jouw onderbouwde interpretatie van secundaire literatuur en primaire bronnen.

De gemakkelijkste werkwijze om informatie te ordenen en tegen elkaar af te wegen is een argumentatiestructuur. Begin met het formuleren van het definitieve antwoord op je onderzoeksvraag. Doe dit in de vorm van een standpunt. Er zijn drie soorten standpunten. In beschrijvende standpunten stelt de schrijver dat iets het geval is (Rembrandt schilderde met een losse toets). Een beschrijvend standpunt is juist of onjuist. Een waarderend standpunt beoordeelt iets (de tentoonstelling is inhoudelijk oppervlakkig). Aansporende standpunten geven aan dat er actie moet worden ondernomen (het Rijksmuseum moet meer schilderijen van Rembrandt kopen). Deze lijken op waarderende standpunten, het verschil is dat ze altijd gaan om iets wat wel of niet moet worden gedaan.

Standpunten moeten in een wetenschappelijke tekst altijd worden onderbouwd door middel van argumenten. Truc hiervoor is gebruik van het woord 'omdat' (de tentoonstelling is inhoudelijk oppervlakkig omdat de teksten bij de schilderijen te kort en te bondig zijn). Let er op dat het niet perse nodig is om een heel stellig standpunt in te nemen.

Voorbeeld standpunten
'Vincent van Gogh sneed zijn oor af omdat hij een geestelijke stoornis had.' Is een voorbeeld van een stellig standpunt. Je kan in je antwoord ook nog ruimte voor discussie over laten:

'Tijdens een ruzie met Gauguin zou volgens Duitse kunsthistorici Vincent van Gogh per ongeluk een stuk van zijn oor hebben afgesneden. Deze onderzoekers baseren zich op een brief van Van Gogh naar Gauguin. Een andere verklaring kan zijn dat aan het afsnijden van zijn oor door Vincent van Gogh een geestelijke stoornis ten grondslag heeft gelegen. Het is bekend dat Van Gogh leed aan een psychische stoornis. Deze stoornis, gecombineerd met de hallucinerende drank absint is vermoedelijk de aanleiding geweest voor het oorincident. De laatste verklaring lijkt meer plausibel omdat in de brieven van Van Gogh naar Gauguin geen rechtstreekse verwijzingen naar het oorincident te vinden zijn.'

Beslis over de stelligheid van je standpunt op basis van je argumenten. Argumenten vormen de onderbouwing van je standpunt. Zet deze voor jezelf kort op een rijtje in een argumentatieschema. Er zijn vier verschillende soorten argumenten.

  • Enkelvoudige argumentatie; Standpunt onderbouwd met één argument.
  • Meervoudige argumentatie; Standpunt onderbouwd met meerdere argumenten.
  • Nevenschikkende argumentatie; Standpunt onderbouwd door twee deelargumenten. Als een van de twee argumenten wegvalt klop het standpunt niet meer.
  • Onderschikkende argumentatie; Het ene argument ondersteunt het andere argument.


Maak je voor een argument gebruik van literatuur, geef dit dan duidelijk aan. Ga ook na of de argumenten die jij hebt opgeschreven ook overtuigend zijn voor een docent of voor een medestudent. De argumentatiestructuur vormt straks de ruggengraat voor je paper. Reken er op dat je met het structureren van je tekst veertig procent van de tijd die je hebt ingepland voor het rapporteren bezig bent.

Eerste schrijffase - structuur van een paper

Nu je de argumentatiestructuur duidelijk hebt kan je beginnen met schrijven. Een paper bestaat over het algemeen uit drie delen; inleiding, betoog en conclusie.

In de inleiding moet je de lezer informeren en motiveren. Je introduceert in de inleiding je onderzoeksvraag (let op; deze hoeft niet altijd letterlijk als vraag in de inleiding te worden opgenomen, liever niet zelfs. Je mag deze ook in de lopende tekst verwerken). Ook behandel je in de inleiding de relevantie van je onderzoek. Tot slot kan je de lezer informeren over je werkwijze en over de opbouw van je paper.

Je betoog is de uitwerking van je argumentatieschema. Bouw het betoog op uit paragrafen waarmee je de lezer naar het antwoord op de onderzoeksvraag leidt. Je kan een paragraaf opbouwen uit een bewering, uitleg en nadere toelichting of voorbeelden. De structuur van je betoog is een van de lastigste aspecten van het onderzoek. Denk hier goed over na en kijk ook bij andere wetenschappelijke teksten hoe ervaren auteurs dit doen.

Je eindigt je tekst met een conclusie. Dit is meer dan een samenvatting van je tekst. Je presenteert je onderzoeksvraag en je meest significante bevindingen. Vervolgens beantwoord je de centrale vraag en reflecteer je kritisch op je antwoord. Leidt dit bijvoorbeeld tot aanbevelingen voor verder onderzoek? Stelregel is dat de conclusie geen informatie mag bevatten die niet eerder in je betoog aan de orde is gekomen

Tweede schrijffase - afronding

Het is belangrijk dat een paper foutloos is gespeld en dat de tekst helder is geformuleerd. Wetenschappelijk taalgebruik is niet gelijk aan ingewikkeld formuleren. Een goede wetenschappelijke tekst is juist prettig te lezen en helder geformuleerd in een wetenschappelijke (zakelijke) stijl. Deze wetenschappelijke stijl is een schrijftaal, dat wil zeggen dat je veel preciezer moet formuleren dan dat je zou doen in spreektaal. De overtuigingskracht van je tekst staat of valt bij het taalgebruik. Besteed hier veel aandacht aan. Er zijn formele eisen waaraan een paper bij kunstgeschiedenis moet voldoen.

  • Correct; Zorg dat een paper absoluut geen spel- stijl- of grammaticafouten bevat.
  • Zorgvuldig; Zorg dat je heel precies opschrijft wat je bedoelt. Specificeer onduidelijke termen als 'dingen' en 'invloed' waar mogelijk.
  • Onpersoonlijk; Wees zorgvuldig met het gebruik van 'ik'. De schrijver van een wetenschappelijke tekst blijft over het algemeen anoniem tenzij je ergens heel duidelijk je eigen mening weergeeft.
  • Zakelijk; Formuleer efficiënt. Het hoofddoel van je wetenschappelijke tekst is je lezer overtuigen van je argument.
  • Tot slot; lees je teksten regelmatig terug op papier en wees kritisch op stijl, structuur en argumentatie. Laat een medestudent je paper nalezen en verzoek hem om kritisch te zijn op de inhoud en de vorm.



Meer informatie over stijl, spelling en grammatica vind je bij de Taalwinkel. Via dit taaladviespunt kan je ook cursussen volgen om je taalvaardigheid te verbeteren.

Formele eisen paper
Een paper dient getypt te worden ingeleverd, lettertype Times New Roman of een vergelijkbaar font, corps 12, regelafstand 1,5. Het bestaat uit verschillende onderdelen:

  • De titelpagina:
    º    titel
    º    eventueel ondertitel
    º    naam van het vak
    º    naam van de docent
    º    opleiding
    º    Universiteit van Amsterdam
    º    datum van voltooiing
    º    aantal woorden
    º    naam auteur
    º    studentnummer, e-mailadres en telefoonnummer

  • Inhoudsopgave (mag bij kortere papers achterwege worden gelaten).

  • Tekst (Inleiding, betoog, conclusie)

  • Literatuurlijst

  • Afbeeldingenlijst - Wanneer gebruik wordt gemaakt van afbeeldingen of figuren moet ook hiervan de herkomst verantwoord worden. Deze dient achter in het werkstuk te worden opgenomen volgens bepaalde richtlijnen. Hierin staan gegevens over de naam van de maker, de datum en een verwijzing naar de bron waaruit de afbeelding is opgenomen. Zie hiervoor ook de pdf annotatievoorbeelden.


Nb. Een afbeelding of figuur (tabel, grafiek) is een bron. Deze dient dus altijd ter verduidelijking van je betoog. Voeg geen afbeeldingen toe die alleen dienen ter illustratie. Zorg bij elke afbeelding en figuur voor een nummer en een titel. In de tekst kan dan naar het nummer van de afbeelding worden verwezen, bijvoorbeeld: (fig.1). Grafieken en tabellen moeten behalve een titel ook legenda bevatten, zodat ze onafhankelijk van de tekst te interpreteren zijn.

Vormgeving:

Alinea's
Een alinea wordt gevormd door meerdere zinnen die inhoudelijk bij elkaar horen. Sluit een alinea af door een harde return en gebruik een tab aan het begin van de nieuwe regels van de volgende alinea. Meerdere alinea's vormen een paragraaf. Sluit een paragraaf af met een witregel. Spring niet in na een witregel, bij de eerste alinea op een pagina of bij de eerste alinea na een kopje.

Kopjes
Maak kopjes vet of onderstreep ze. Hanteer daarbij een consistent systeem, waarbij het onderscheid tussen hoofdstuktitels en paragraaftitels duidelijk is. Achter een kopje volgt nooit een punt of dubbele punt. Let op, een kort paper kent geen hoofdstukken maar enkel paragrafen. In een langer werkstuk, bijvoorbeeld een scriptie kan wel met hoofdstukken worden gewerkt.

Citaten
Wanneer een voorbeeld of een citaat kort is, plaats je het –tussen enkele aanhalingstekens– in de lopende tekst. Maak voor langere voorbeelden of citaten (meer dan drie regels) gebruik van blokcitaten. Spring een tabstop in en gebruik een enkele regelafstand. De tekst mag cursief worden geplaatst. Laat boven en onder het ingesprongen citaat één regel wit. Bij een dergelijk ingesprongen tekstblok hoeft het citaat niet tussen aanhalingstekens te staan.

Een citaat is een letterlijke overname van de brontekst. Schrijf- of spelfouten in een citaat corrigeer je daarom meestal niet. Indien de fouten wel gecorrigeerd worden, dan kan dit in een aparte noot worden vermeld. Als je stukken uit een citaat weg laat gebruik je vierkante haken en puntjes [...] om dit weer te geven.

Citaten in het Frans, Duits of Engels mogen onvertaald worden weergegeven. Citaten in een andere vreemde taal moeten worden vertaald. De keuze is altijd tussen de oorspronkelijke of de eigen taal. Een citaat van een Franstalig filosoof kan dus bijvoorbeeld nooit in het Engels in je paper terecht komen. Je plaatst deze in de oorspronkelijke taal, het Frans. Maak alleen gebruik van citaten als absoluut nodig. Ze onderbreken je betoog. De voorkeur gaat uit naar het parafraseren van stukken tekst. Verwijs bij een citaat en parafrase altijd naar de bron doormiddel van een voetnoot.

Verantwoorden gebruikte literatuur
In wetenschappelijke tekst worden argumenten vaak onderbouwd door middel van ander onderzoek. Dergelijke informatie in een wetenschappelijke tekst moet controleerbaar zijn. Bij het beoordelen van een tekst op het wetenschappelijk gehalte moet je daarom altijd controleren of de auteur gebruik maakt van bronvermelding, waarin de gebruikte informatie wordt verantwoord. Verwijzing naar bronnen dient twee functies. Ten eerste zorgt het er voor dat de auteur niet pronkt met andermans veren. Door een accurate vermelding wordt duidelijk welke inzichten van de auteur zijn en welke van collega-wetenschappers. Daarnaast is het voor de lezers mogelijk om te controleren of bronnen op een juiste wijze zijn gebruikt. Er wordt vanaf het begin van je studie verwacht dat je een wetenschappelijke attitude aanneemt. Daar hoort het juist vermelden van gebruikte bronnen bij.

Gebruik van publicaties in een paper

De gedachtegang van andere auteurs kan je op twee verschillende wijzen opnemen in een paper: door citeren en parafraseren. De voorkeur gaat uit naar het parafraseren van opvattingen van andere auteurs. Dit wil zeggen dat je in je eigen woorden navertelt wat je uit een andere wetenschappelijke publicatie hebt overgenomen. Een andere optie is om informatie uit een andere publicatie in jouw tekst op te nemen in een citaat. Een citaat is een letterlijke overname van een stuk tekst. Je plaatst een citaat daarom altijd tussen enkele aanhalingstekens, om te laten zien dat het een letterlijke weergave is van andermans tekst. Maak alleen gebruik van citaten als je echt niet anders kan (bijvoorbeeld bij een definitie van een term die je letterlijk overneemt van een andere auteur). Citaten onderbreken je tekst en gebruik van te veel citaten wekt de indruk dat je de brontekst niet goed begrepen hebt en dus niet in staat ben deze in je eigen woorden te parafraseren. Pas tot slot op dat je niet 'selectief citeert', dat wil zegen, dat je uit een citaat alleen de tekst selecteert die dient ter versterking van jouw argument.

Bij een parafrase en een citaat maak je gebruik van de informatie van iemand anders, je moet dus altijd zowel bij een parafrase als een citaat een correcte bronvermelding opnemen. Kennis die behoort tot het publieke domein (bijvoorbeeld Jan van Eyck was een schilder) hoef je overigens niet te verantwoorden door middel van een noot.

Bronvermelding – noten en literatuurlijst en plagiaat

Voor het correct vermelden van een bron maak je gebruik van voet- of eindnoten en van een literatuurlijst. Een noot heeft twee verschillende functies: het verantwoorden van gebruikte bronnen. Voetnoten kunnen daarnaast ook (terughoudend) worden gebruikt voor het geven van informatie die niet in de lopende tekst thuishoort. Een voetnoot plaats je altijd na een leesteken (na de punt van een zin is het meest gebruikelijk). Als je een langer stuk tekst parafraseert uit een andere bron dan vermeld je dit door een noot na de eerste zin van de parafrase, je hoeft dan dus niet achter elke zin een noot te plaatsen. Let er op dat je alle informatie die je ontleent aan andere auteurs verantwoordt door middel van een voetnoot.

Aan het einde van je paper neem je vervolgens een literatuurlijst (dus geen bibliografie, zie hiervoor 2.1) op. Hierin neem je alle bronnen die je in je tekst hebt gebruikt (dus waar je naar hebt geannoteerd) op. Bronnen die je tijdens je onderzoek hebt gebruikt maar waarvan je in de tekst geen gebruik hebt gemaakt worden uitdrukkelijk niet opgenomen in de literatuurlijst. Boeken en tijdschriftartikelen neem je samen (dus niet in twee losse kopjes) op in de literatuurlijst. Je ordent deze op alfabet (auteursnaam). Primaire bronnen zoals archiefstukken, websites etc. neem je wel op onder een apart kopje.

Er zijn afspraken gemaakt over hoe een literatuurlijst en verwijzingen naar literatuur in voetnoten er uit moet zien. De belangrijkste afspraak is dat je annotatie consequent moet zijn. Je verwijst in je hele paper op dezelfde wijze naar gebruikte literatuur. Slordigheden hierin worden niet getolereerd. Je lezer zal in dat geval aannemen dat je ook niet netjes bent omgegaan met het gebruik van andermans gedachtegoed. De verdenking van plagiaat, een wetenschappelijke doodzonde, ligt dan op de loer. Onderstaand is de definitie van de UvA van plagiaat opgenomen. Sancties op het plegen van plagiaat zijn streng. Je docent is verplicht aangifte te doen bij de examencommissie, die vervolgens in ernstige gevallen kan besluiten tot uitsluiting van de studie.

Plagiaat
Plagiaat is:

  • Het gebruikmaken dan wel overnemen van andermans teksten, gegevens of ideeën zonder volledige en correcte bronvermelding;

  • Het niet duidelijk aangeven in de tekst, bijvoorbeeld via aanhalingstekens of een bepaalde vormgeving, dat letterlijke of bijna letterlijke citaten in het werk werden overgenomen;

  • Onjuist parafraseren: een omschrijving geven met andere woorden van de inhoud van andermans teksten zonder voldoende bronverwijzingen;

  • Het overnemen van beeld-, geluids- of testmateriaal, software en programmacodes van anderen zonder verwijzing en zodoende laten doorgaan voor eigen werk;

  • Het indienen van een eerder ingediende of daarmee vergelijkbare tekst voor opdrachten van andere opleidingsonderdelen;

  • Het overnemen van werk van medestudenten en dit laten doorgaan voor eigen werk;

  • Het indienen van werkstukken die verworven zijn van een commerciële instelling of die (al dan niet tegen betaling) door iemand anders zijn geschreven.


Juiste bronvermelding

Elk vakgebied heeft haar eigen afspraken over de wijze van annoteren: de bibliografische conventies. Een literatuurverwijzing (in een noot of literatuurlijst) bestaat uit drie basisonderdelen; auteursnamen, titel van het werk of de bron, informatie over tijd en plaats van de publicatie. Deze elementen worden van elkaar gescheiden door een leesteken. De opleiding kunstgeschiedenis maakt voor verwijzingen gebruik van de Chicago Manual of Style. Maak dus voor verwijzingen in je paper gebruik van deze stijl. Onderstaand zijn in een pdf korte tips en voorbeelden van het annoteren volgens de CMS stijl opgenomen.

Let bij het annoteren op de onderstaande punten:
  • Paginanummers; alleen nummers zonder p. of pp. ervoor.
  • Als een noot vaker wordt herhaald, gebruik dan de verkorte versie van de noot.
  • Let op: de annotatie van een voetnoot verschilt van die in de literatuurlijst.
  • Verwijs in de noot met een paginanummer naar de relevante passage in de bron. In de literatuurlijst geef je de paginanummers van het hele hoofdstuk of artikel.
  • De literatuurlijst wordt gesorteerd op alfabet (achternaam auteur). Maak alleen onderscheid tussen primaire (ongepubliceerde) en secundaire bronnen.


Zie in de onderstaande pdf voor de meest voorkomende publicaties. Staat jouw publicatie er niet tussen. Kijk dan voor meer voorbeelden op de website van de Chicago Manual of Style (alleen te bezoeken op netwerk UvA) of op: OWL Dit is website met informatie over de meest gebruikte citeerstijlen.

Annotatievoorbeelden